MARCOLF TEGEN DE BONENTELLERS
Anderhalve man en een paardenkop. Wie kent niet deze uitdrukking? Maar is er iemand die de
herkomst kent? De uitdrukking komt voor het eerst voor in een laatmiddeleeuwse tekst genaamd
Dialogus Salomonis et Marcolfi, in vertaling De dialoog tussen Salomo en Marcolf. In dit
buitengewoon grappige verhaal komt een anekdote voor waarin Salomo, de bekende koning uit de
Bijbel, aan Marcolf, een eenvoudige boer, vraagt wie er binnen zijn. Marcolf antwoordt
raadselachtig: “Anderhalve man en een paardenkop.” Hiermee bedoelt hij zichzelf, binnen in zijn
huis, en Salomo die op zijn paard voor zijn deur staat waarvan de onderste helft gesloten is. Vanuit
Marcolf gezien: een halve man en een paardenkop. Hoe deze uitdrukking vervolgens in het
Nederlands terechtkwam is interessant. Maar wie deze Marcolf is des te meer. Marcolf is een boer
die zichzelf dwaas noemt en een strijd aangaat met Salomo. Dankzij zijn slimheid wint hij die strijd.
Iedereen is bekend met het fenomeen dwaas, een begrip dat we over het algemeen toepassen op iets
wat we dom, onverstandig, ondoordacht of regelrecht gestoord vinden. Toch kent elke cultuur zijn
dwazen die in werkelijkheid helemaal niet dom of volledig van hun verstand beroofd zijn. Ze zijn
meestal te vinden in volksverhalen, sprookjes of religieuze vertellingen. Deze dwazen zijn juist
wijs, omdat ze door schijnbaar dwaas te doen hun omgeving in werkelijkheid hard confronteren met
de eigen echte dwaasheid of hypocrisie.
In de Europese cultuur kennen we er een paar goed: Tijl Uilenspiegel en Reynaert de vos. Ze halen
de vreselijkste streken uit, maar toch sympathiseren we met ze, want ze ondermijnen op ludieke
wijze het gezag. Onlangs publiceerde de mediëvist Frits van Oostrom nog een uitgebreide
cultuurhistorische beschouwing over Reynaert De Reynaert: Leven met een middeleeuws
meesterwerk (2023). Hierin laat hij zien dat het verleden altijd spreekt tot het nu. En daar sluit ik me
graag bij aan. Want hoewel iedereen wel iets weet van de sluwe vos en zijn streken en het op
middelbare scholen een geliefde klassieker is voor de boekenlijst, kent niemand Marcolf. Hij was
ongekend populair in het Europa van de late Middeleeuwen, en er bestaan vele versies van het
verhaal in verschillende Europese volkstalen. Over deze grappige en aansprekende figuur, zijn
strapatsen en alles wat daar nu nog relevant van is voor het huidige tijdsgewricht, valt veel te
zeggen. Hij is vanuit allerlei gezichtspunten minstens zo interessant als Tijl of Reynaert.
Allereerst het Middellatijnse verhaal, geschreven door een onbekende auteur: het oudste bewaard
gebleven handschrift uit 1410 verhaalt in twee delen over een strijd tussen de wijze koning Salomo
en de boer Marcolf, die zichzelf als een dwaas voorstelt aan de koning. Het eerste deel beschrijft
een twistgesprek in de vorm van spreekwoorden en het tweede deel een reeks anekdotes die naar
een hoogtepunt leiden waarin Salomo definitief door Marcolf voor schut wordt gezet, die daarop de
doodstraf krijgt maar erin slaagt hiermee weg te komen. Vergelijkbaar alweer met Reynaert die ook
met een slimme zet aan zijn doodvonnis weet te ontsnappen.
De proloog van De dialoog tussen Salomo en Marcolf beschrijft Salomo als iemand die over veel
wijsheid en rijkdommen beschikt. Hij zit op de troon van zijn vader David. Marcolf is een zeker
persoon die uit het Oosten komt, uitzonderlijk lelijk en misvormd, maar zeer welbespraakt.
Dit zet meteen de toon voor wat volgt: een verbale woordenstrijd tussen Salomo en Marcolf in deel
een van de prozaroman. Deel twee beschrijft een serie voorvallen, waarin Marcolf Salomo
confronteert met allerlei moeilijkheden. Marcolf komt als overwinnaar uit de bus, zeer tegen de zin
in van Salomo’s hovelingen en van de koning zelf. Ze zien liever dat hij flink gestraft wordt voor
zijn brutaliteit tegenover de koning. In deel een wil Salomo zover niet gaan, maar hij geeft Marcolf
ook niet de rijkdom en roem die hij hem beloofde bij aanvang van het twistgesprek. Marcolf heeft
hier het laatste woord met de uitspraak dat er “geen koning is waar geen recht is.”
1
In deel twee heeft Salomo minder geduld. Marcolf drijft zijn ergernis en woede tot het uiterste. Dit
kost de 'brutale' boer aan het einde van het verhaal letterlijk de kop: hij krijgt de doodstraf door
middel van ophanging aan een boom. Die weet hij dankzij zijn listigheid te ontlopen door de koning
zover te krijgen dat hij zelf de boom mag uitkiezen waaraan hij wordt opgehangen. Die boom is
natuurlijk nergens te vinden. Marcolf krijgt zijn vrijheid terug. Met de zin “En zo ontsnapte Marcolf
aan de hand van koning Salomo” eindigt het verhaal.
De wijze koning blijkt niet zo wijs te zijn na zijn confrontaties met Marcolf. Maar Marcolf blijkt
ook niet de dwaas te zijn die zich als zodanig presenteerde. En zo vormt De dialoog tussen Salomo
en Marcolf een ingenieus spel met wat wijsheid en wat dwaasheid is.
Salomo en Marcolf representeren ieder een tijdloze positie in de samenleving: de machthebber
tegenover een eenvoudige burger, een boer ook nog, iemand die geen macht en geen positie heeft.
De theoretisch opgeleide mens met veel kennis, maar kennis die boekenwijsheid is, tegenover de
praktisch opgeleide mens met directe kennis uit ervaring. Het hogere tegenover het lagere. De elite
of het establishment tegenover de gewone mens. De tweede categorie delft in elke maatschappij
altijd het onderspit tegenover de eerste. Dat was toen zo en dat is nu nog steeds zo. “De wereld van
de hoog- en de laagopgeleiden zijn meer en meer van elkaar gescheiden, en zelden of nooit treft
men elkaar op voet van gelijkheid, alleen nog in hiërarchische situaties.” Aldus de politiek filosoof
Ewald Engelen in een trefzekere typering van de huidige kloof in de Nederlandse maatschappij. In
zijn essay Ontwaak! Kom uit uw neoliberale sluimer (2021) analyseert Engelen de gevolgen van
dertien jaar neoliberaal beleid onder de diverse kabinetten Rutte. Zijn conclusie is niet mals: “De
neoliberale orde staat op instorten, bezweken onder haar eigen mislukkingen. De haarscheurtjes van
2008 zijn uitgegroeid tot flinke barsten en breuken. Zelfs de technocraten weten het. Hoor hoe zij
zich overschreeuwen. Nu wij nog.” De technocraten, dat zijn de huidige machthebbers , bij wie
vergeleken Salomo een baken van verlichting is. Wij, dat zijn de kleine boeren, de burgers, de mens
zonder macht, die Marcolf vertegenwoordigt.
In het onafhankelijke mediakanaal De Nieuwe Wereld, “een platform dat mensen uit verschillende
disciplines bij elkaar brengt om na te denken over grote veranderingen die op komst zijn door een
combinatie van snelle technologische ontwikkelingen en globalisering”, kwam onlangs Engelen aan
het woord. De Nieuwe Wereld lanceerde op 1 juli jongstleden op haar YouTube-kanaal het boek De
gezagscrisis van sociaal en cultureel filosoof Ad Verbrugge, de initiatiefnemer van het mediakanaal.
Engelen was aanwezig om zijn visie op het boek te geven en hield een bevlogen betoog tegen wat
hij noemt 'de bonentellers' van deze wereld. De technocraten die denken dat alles gekwantificeerd
kan en moet worden om de samenleving beheersbaar te houden. Een prachtige term die de domheid
van deze klasse treffend in een oer-Hollands woord vat: bonentellers. Iedereen kan het en het is een
praktisch nutteloze bezigheid. We moeten dus van ze af, dat is zeker.
Ook Verbrugge beschrijft in De gezagscrisis vanuit een andere invalshoek de huidige
maatschappelijke kloof: “Crises tuimelen over elkaar heen, de vervreemding tussen burgers en
overheid neemt toe (...). De kritiek op 'de elite' zwelt aan, traditionele media worden in toenemende
mate gewantrouwd en voorheen gezaghebbende instituties liggen onder vuur.” De gezagscrisis die
Verbrugge waarneemt en beschrijft vraagt volgens hem om een fundamentele bezinning op onze
postmoderne cultuur, die begint met de herwaardering van de mens als een zoekend
gemeenschapswezen. Tot zover Verbrugge, wat minder scherp als Engelen, maar beiden wijzen op
hetzelfde probleem: hoe om te gaan met een wankelend gezag als gevolg van de heerschappij van
de bonentellers. Wat moet hier voor in de plaats komen? Is er überhaupt een oplossing?
Zelf bevind ik mij in een maatschappelijke tussenpositie: als academisch geschoolde hoor ik bij de
elite. Als docent Nederlands schaar ik mij achter het gezag, en ervaar ik regelmatig een gezagscrisis
2
in sommige van mijn klassen. Ik op mijn beurt houd moeite met mijn eigen leidinggevenden als ik
mij aan regels moet houden die ik onzinnig vind. Ik kijk liever naar de situatie en handel daarnaar.
Als laat kind van de jaren zestig heb ik me altijd anti-autoritair opgesteld en politiek gekozen voor
kleine linkse partijen, die het anti-establishmentsentiment hoog in het vaandel droegen: in mijn
studententijd de PPR, later de SP en sinds kort de Partij voor de Dieren. Tot mijn stomme verbazing
bevind ik mij daarbij sinds een jaar of zeven in slecht gezelschap: radicaal-rechtse partijen hebben
zich ontwikkeld tot regelrechte anti-establishmentpartijen, waarbij links in hun ogen de elite vormt.
Nu begrijp ik dat iemand die een onbetaalbaar grachtenpand bewoont en desondanks op een partij
als GroenLinks, de PvdA of D66 stemt, weinig gevoelens van herkenning oproept bij de
minderbedeelden. En dat deze partijen hun oude achterban inmiddels volledig van zichzelf
vervreemd hebben is ook geen nieuws. Maar dat er een linkse elite aan de macht zou zijn in het
conservatieve Nederland is een volstrekte mythe. In onze hele parlementaire geschiedenis hebben
wij in dit land nog nooit over een linkse meerderheid beschikt, in tegenstelling tot alle ons
omringende landen. Toch slagen radicaal-rechtse partijen als de PVV, het FvD en nog wat
splinterpartijtjes er met succes in om dit beeld in stand te houden voor een achterban die
voornamelijk uit lageropgeleiden bestaat. De onvrede is succesvol gekanaliseerd. Maar de belangen
van die achterban worden niet gediend.
De kloof tussen de rijkste 1 procent, de rijkste 10 procent en de rest van de bevolking is in
Nederland inmiddels binnen de westerse wereld het grootst, op de VS na. Er bestaat geen linkse
elite, maar die boodschap wil maar niet doordringen. Er bestaat wel een kapitalistisch monster dat
erin slaagt altijd zijn eigen belang voorop te stellen en de rest van de wereld te infiltreren en af te
leiden van het werkelijke probleem: het uitsluitend dienen van de eigen hebzucht zonder oog voor
de rest van de mensheid. Dat deze financiële elite haar belangen veiligstelt in allerlei duistere en
ondemocratische gremia, om zichzelf zoveel mogelijk aan het oog van de openbaarheid te
onttrekken leidt alleen maar tot het steeds meer vergroten van de bestaande kloof. Die kloof voelt
iedereen haarscherp aan. Maar het maatschappelijk debat over inclusiviteit en diversiteit is helaas
een nieuw rookgordijn, opgetrokken door de kapitalistisch elite om de aandacht af te leiden van
alweer het werkelijke probleem. Of neem de term groen kapitalisme, een oxymoron.
Predik ik nu de revolutie? Ja en nee. Een gewelddadige revolutie is nog nooit succesvol geweest op
de lange termijn. Niet in Oost-Europa, niet in Azië, niet in Latijns-Amerika, niet in Cuba en ook
niet in Frankrijk. De nieuwe machthebbers worden weer ingekapseld door de verleidingen van het
kapitaal. Een van de weinige succesvolle opstanden in de wereld is echter de Nederlandse opstand
tegen de Spaanse overheersing. Het land is er nog steeds en wordt met meer en tegenwoordig helaas
veel minder succes redelijk bestuurd. Maar de bestuurlijke raderen lopen vast. Na vier kabinetten
Rutte is er een vacuum, waarbij het momenteel onduidelijk is hoe dit gevuld gaat worden. Gaat de
VVD zich herstellen onder leiding van een Turks-Nederlandse vrouw? Gaat de groene Limburger
het overnemen? Hoe gaat Omtzigt het doen met zijn NSC? Of slaagt de boerenopstand onder
aanvoering van mevrouw Van der Plas? Hoewel ik weinig opheb met veel boeren, die in feite
grootgrondbezitters zijn, en bij uitkoping hun kapitaal zullen verzilveren of vergulden, heb ik wel
begrip voor veel (kleine) boeren. Ook zij zijn het slachtoffer van het financieel kapitalisme, het
agro-industrieel complex.
Boerenopstanden zijn niets nieuws. In de late middeleeuwen heerste er grote onvrede onder de
boerenbevolking. Een aantal ontwikkelingen was daarvoor verantwoordelijk. Ten eerste was er de
verslechterende economische positie van de landbevolking als gevolg van het financiële stelsel in
de periode van het vroege kapitalisme. Daarnaast traden territoriale vorstendommen steeds strenger
op door meer reglementering. Dit leidde tot spanningen met autonome gebieden, vooral de dorpen.
Deze toenemende machtsuitoefening had weer een hogere belastingdruk tot gevolg voor de
3
landelijke bevolking.
De afhankelijkheidsrelaties van de traditionele boerenbevolking werden sterker, onder andere door
een nieuwe vorm van lijfeigenschap die de boeren met een sociale declassering bedreigde. Ten
opzichte van de opkomende burgerij was dit des te pijnlijker.
Tenslotte vormde zich na de uitvinding van de boekdrukkunst een verscherpt kritisch vermogen en
een verhoogd zelfbewustzijn van de 'gewone man' onder invloed van een stroom aan vlugschriften.
Dit blijkt uit bezwaarschriften en protestprogramma's van opstandige inwoners, waarvan de
schrijvers vaak onbekend zijn.
Een Duitse boerenopstand die met naam en toenaam de geschiedenis is ingegaan is die van de Arme
Konrad, uit Württemberg in 1514. Aanleiding was het slechte economische beleid en de spilzieke
hofhouding van hertog Ulrich, die aan de macht was in dit hertogdom tussen 1498 en 1550. Het
gedrag van de hertog versterkte de toch al bestaande onvrede bij de boeren.
Ulrich trachtte zijn verhoogde financiële behoeften te vervullen door een nieuwe verbruiksbelasting
in te voeren. Hij verlaagde simpelweg de maten voor het vaststellen van het gewicht van wijn, vlees
en meel. De gewichtstenen werden lichter, waardoor er meer belasting kon worden geheven op deze
producten. Een soort verhoging van de btw avant la lettre. Of wat we tegenwoordig vaak zien: een
vaak ongezien blijvende vermindering van de hoeveelheid van een product voor dezelfde prijs.
Älbert Heijn dus in retrospectief.
Begin mei 1514 ontvlamde de opstand van de Arme Konrad. Het waren boeren en eenvoudige
burgers uit het wijngebied van het Remsdal. De aanstichter was Peter Gais. Hij gooide de
gewichtstenen in de rivier de Rems onder het motto: Als ze zinken hebben de boeren gelijk, en als
ze blijven drijven heeft onze heer gelijk, als ware het een godsoordeel. Natuurlijk zonken de stenen
en Gaispeter ging de geschiedenis in als de Arme Konrad. De boerenopstand was geboren en het
oproer breidde zich verder uit in het land. In verschillende steden zetten de boeren het stadsbestuur
af en stelden ze hun eigen vertegenwoordigers aan. Na een korte poging om persoonlijk te
bemiddelen, riep de hertog de deelstaten op een landdag in Stuttgart bijeen, waar ook de
boerenvertegenwoordigers uitgenodigd werden. Maar de stadsbesturen van Stuttgart en Tübingen
haalden de regering over om de landdag, zonder vertegenwoordiging van de boeren, naar Tübingen
te verplaatsen. De boeren raakten politiek geïsoleerd. Onder bemiddeling van Oostenrijk en andere
naburige vorsten, sloot de hertog het Verdrag van Tübingen met de deelstaten. Ze namen de
hertogelijke schulden over, maar in ruil daarvoor moest de hertog voor elke belastingverhoging
toestemming aan de landdag vragen. De boeren kregen echter geen plaats binnen het bestuur van de
deelstaten. Ulrich eiste behoud van zijn positie onder bedreiging van de boeren. Die kwamen
daartegen in opstand met een leger van in totaal 4000 gewapende boeren. Dit leger werd
uiteindelijk tot overgave gedwongen door een hertogelijke troepenmacht. Uiteindelijk werden
zestien boerenleiders vanwege opstandigheid geëxecuteerd. Ondanks dit alles ging de
belastingverhoging waar het om begonnen was, uiteindelijk niet door, en was de opstand van de
Arme Konrad in elk geval gedeeltelijk geslaagd.
Ik heb deze opstand wat uitgebreid beschreven om recht te doen aan de verschillen met de huidige
omstandigheden: we zullen zeker geen opstandige boeren meer executeren en een gewapende strijd
zie ik in Nederland ook niet plaatsvinden. Maar de levensstijl van hertog Ulrich is niets vergeleken
met die van 21e-eeuwse miljonairs en oligarchen. Wat wel herkenbaar is voor een 21e-eeuwer is dat
in deze boerenopstand duidelijk te zien is hoe die ingekapseld wordt door de kapitaalkrachtigen en
machtigen van die tijd. En net als nu is er soms een klein succes, maar vaker delven de
opstandelingen het onderspit. Dat is nu niet anders dan toen, en ik geloof niet dat daar ooit
verandering in gaat komen. Maakt mij dat tot een pessimist? Integendeel. Kijkend naar Marcolf, een
boer zonder bezit, eerder een landloper, die met succes in opstand komt tegen een rijke en machtige
4
heerser, is er reden tot optimisme. Marcolf is niet iemand die de revolutie uitroept. Aan het einde
van het verhaal is hij nog precies dezelfde als aan het begin: niet rijker en machtiger. Hij streeft de
troon van Salomo niet na. Maar hij is wel ontsnapt aan de controle die Salomo over hem wil
uitoefenen, sterker nog, hij bepaalt het gedrag van Salomo door hem steeds opnieuw te provoceren
en zo zijn zwakke plekken bloot te leggen. Als halverwege het verhaal Marcolf voor de zoveelste
keer zijn gelijk heeft bewezen, maar niet krijgt, zegt hij: “Nu kan ik met zekerheid zeggen dat op
een plaats waar geen rechtvaardigheid heerst, dit een slecht hof is.” En als hij daarna het paleis ook
voor de zoveelste keer uitgegooid is: “Noch op deze manier, noch op enige andere zal de wijze
Salomo rust krijgen van de gek Marcolf.”
Alleen als wij het streven naar macht en rijkdom radicaal afzweren, zullen wij een rechtvaardige
samenleving realiseren. Het is de enige manier om de maatschappelijke kloof op te heffen en
gelijkheid tussen mensen te bewerkstelligen. Wie niets te winnen heeft, heeft ook niets te verliezen.
En dat lukt uitstekend als we ophouden met bonentellen en terugkeren naar de kwaliteit van het
bestaan. Die ligt in heel andere zaken. Zaken die een dichter het best kan verwoorden: “De dichter
is de meest nuttige van alle mensen. Luiheid, wanhoop, versprekingen, eigenaardige blikken – alles
wat de praktisch ingestelde mens verloren laat gaan, verwerpt, negeert, buitensluit, vergeet, dat
verzamelt de dichter en door zijn kunst geeft hij het nog enige waarde,” aldus de Franse dichter Paul
Valéry. Ik zou die uitspraak nog iets stelliger willen maken: door zijn kunst geeft hij het een hoge
waarde.